Tijdschrift voor Huurrecht bedrijfsruimte, nummer 6, december 2018, mr. A. de Fouw
Geschil inzake de uitleg van een voorkeursrecht van koop in huurovereenkomsten, waarin is bepaald dat onder ‘verkoop’ tevens moet worden begrepen “iedere andere rechtshandeling met een zakenrechtelijk en/of obligatoir karakter die materieel tot een vergelijkbaar gevolg leidt.” De grootmoedermaatschappij van de verhuurder gaat over tot de verkoop van de aandelen in de moedermaatschappij van de verhuurder. De huurder meent dat het voorkeursrecht ook van toepassing is in geval van een aandelentransactie. De rechtbank stelt voorop dat uit de omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen, voortvloeit dat grond bestaat voor uitleg van het beding naar (relatief) objectieve maatstaven. De rechtbank overweegt dat de transactie die heeft plaatsgevonden niets met het bestaan van het voorkeursrecht van doen heeft en komt tot de slotsom dat het voorkeursrecht niet van toepassing is op de betreffende aandelentransactie.
Lees meer of Download als PDF
In 2013 verscheen de eerste druk van dit handboek. Inmiddels heeft het huurrecht bedrijfsruimte zich in de literatuur en in de jurisprudentie verder ontwikkeld. In deze herziende druk zijn de reeds bestaande hoofdstukken aangevuld dan wel herschreven en zijn drie hoofdstukken toegevoegd. Hoofdstuk 9 ‘Goedkeuring van afwijkende bedingen’ betreft een bewerking door mr. A. de Fouw en mr. K. Keij
Lees meer
Tijdschrift voor Huurrecht bedrijfsruimte, nummer 5, oktober 2018, mr. K. Keij
De verhuurder wil vier bestaande bedrijfsruimtes samenvoegen en uitbreiden omdat volgens de verhuurder de vraag naar grote bedrijfsruimte is toegenomen. Het hof oordeelt dat uit het geschetste renovatieplan blijkt dat de plaats en functie van het gehuurde na de renovatie niet hetzelfde zullen zijn, nu het gehuurde zal opgaan in een groter geheel. Mede gelet op het ingrijpende karakter van de verbouwing en de verwachte renovatieperiode van vijf maanden, is de renovatie dan ook niet mogelijk zonder beëindiging van de huurovereenkomst. Volgens het hof heeft de verhuurder voldoende aannemelijk gemaakt dat renovatie noodzakelijk is om de leegstandschade een halt toe te roepen en om de rendementswaarde te verbeteren. Deze bedrijfseconomische motieven zijn voldoende om het dringend nodig hebben voor eigen gebruik aan te nemen. Bij de vaststelling van de verhuis- en inrichtingskosten oordeelt het hof dat de aanschafkosten van auto’s en een heftruck, omzetverlies en personeelskosten niet onder de tegemoetkoming ex art ikel 7:297 BW vallen. Het hof verklaart het arrest uitvoerbaar bij voorraad aangezien een eventueel cassatieberoep naar het oordeel van het hof hoofdzakelijk zou neerkomen op het rekken van een kansloze zaak.
Lees meer of Download als PDF
Tijdschrift voor Huurrecht bedrijfsruimte, nummer 1, januari/februari 2018, mr. K. Keij
In dit artikel wordt het arrest van de Hoge Raad van 8 december 2017 (ECLI:NL:HR:2017:3075), waar het gaat over het aanbrengen van een fiscale correctie op (huur)overeenkomsten, besproken. Hierbij wordt tevens aangegeven wat de Hoge Raad in haar eerdere arresten met betrekking tot dit onderwerp heeft geoordeeld.
Lees meer of Download als PDF